Stille kracht

Niets is zo lastig als een journalist interviewen. Tenminste, dat zou je denken. Die zijn immer gewend aan ‘de andere kant’ te zitten: de vragen te stellen in plaats van ze te beantwoorden. Ik voel me dan ook altijd een stuk prettiger wanneer ik degene ben die de touwtjes in handen heeft. En toch heb ik er door de jaren heen regelmatig aan moeten geloven. Dan nam er een beroepsgenoot tegenover me plaats, om mijn verhaal op te tekenen voor een of ander medium.

Pas was het weer zover. Ik werd benaderd voor een rubriek op de website van de Atletiekunie. Die rubriek heet ‘Stille kracht’, een predicaat wat ik niet zo snel op mezelf zou plakken. Iedereen die mij wel eens met de microfoon in de hand bezig heeft gezien of gehoord, zal kunnen beamen dat ‘stil’ nou niet het eerste woord is waar je bij mij aan denkt. De betreffende rubriek staat nader stil (daar heb je dat woord weer) bij actieve vrijwilligers binnen de Nederlandse atletiekwereld. En als atletiekspeaker met een jarenlange staat van dienst, was de keus dit keer op mij gevallen. En dus kwam collega P. vanuit Utrecht naar Vught, om in kaart te brengen hoe ik mijn hobby als microfonist – zoals het in de atletieksport officieel heet – beleefde. Dat werd een prettig gesprek tussen twee heren die allebei hun hart hebben verpand aan een prachtige sport.

De journalist in mij moest af en toe de speaker in mij wat tot de orde roepen, fungeerde als een soort stemmetje in mijn hoofd om géén dingen te zeggen die ik niet in het verhaal terug zou willen zien. Ik praat nogal makkelijk – en veel –  en ben geneigd om daarbij tamelijk open te zijn. Dat is op zich een goede neiging, maar word je niet altijd en door iedereen in dank afgenomen. En dus stuurde ik mezelf bij vlagen wat bij, probeerde redelijk politiek correct te blijven qua antwoorden maar toch ook dichtbij mezelf te blijven. Ik voelde waar P. me een beetje uit de tent probeerde te lokken (ruim 20 jaar journalistieke ervaring), deed mijn zegje en na een tijdje kwam het prettige gesprek tot een eind. P. vertrok weer naar Utrecht en in mijn huiskamer werd het … ja: stil. ‘Goh, wat heb jij zitten kletsen’, zei mijn vrouw, die het hele gesprek van voor de televisie had gevolgd. Ik begreep ineens waarom P. het gesprek had opgenomen, iets wat ik zelf eigenlijk nooit doe. Dan kon hij thuis zijn recordertje nog even … stil … zetten.