God, wat heb ik een hekel aan van die tegelwijsheden. ‘Niets zo charmant als een spreuk aan de wand’, lachte Herman Finkers er al eens om. Maar toch … toch is er – in mijn geval- één spreuk, die zich steeds nadrukkelijker manifesteert. En die ik daarom ook niet kan negeren. Wat die spreuk is? ‘De ouderdom komt met gebreken’. Maar dat wil niét zeggen dat ik me daarbij neerleg, sprak hij strijdlustig.
Ach, dat kon er nog wel bij. Het was de eerste gedachte die door mijn hoofd schoot, toen ik vorige week dinsdag te horen kreeg dat ik een trombosebeen heb. Een vervelend gevolg van een zittend beroep, wat kilootjes te véél én te weinig beweging. Dat manifesteerde zich na onze zomervakantie aanvankelijk in een stramme linker-hamstring. Dat was iets wat ik nog wel herkende, uit mijn actieve tijd als modale sprinter. En bovendien een pijntje dat toch met name door explosieve inspanning veroorzaakt kon worden. Eerlijk is eerlijk: explosief ben ik het laatste decennium toch vooral op papier, dus het bevreemdde me wél. Toen de stramheid vervolgens uit ging stralen van mijn boven- naar mijn onderbeen en mijn op zich al aardig indrukwekkende kuit (ook al een erfenis van dat sprinten) formaat ballon begon aan te nemen, leek me de tijd rijp om medische bijstand te gaan zoeken. Ik wil immers nog wat langer rond blijven huppelen dan die halve eeuw die ik er tot dusverre op heb zitten.
De diagnose was snel gesteld en ik begin alweer een beetje te wennen aan het dragen van de steunkous tot in mijn lies én het tweemaal daags slikken van bloedverdunners. Daar blijf ik de komende tijd in elk geval toe veroordeeld. En zo stapelen de gebreken zich vrolijk verder op. En kan ik met een dermatoloog, longarts, neuroloog en een internist zo langzamerhand bogen op een medisch team, waar de gemiddelde profwielrenner jaloers op zou zijn. Ik voel me een dame van gevorderde leeftijd (zou dat door die steunkous komen?) maar besef aan de andere kant ook terdege dat dit, na mijn epileptische aanval van krap een jaar geleden, wéér een waarschuwing is. En dat ik dus iets zal moeten gaan doen, om gezond(er) oud(er) te worden. Dat traject begint zich dan ook in gang te trekken.
Nee: ik ga niet op mijn bijna 51ste trainen voor een halve marathon, ben ook niet van plan om mijn sprintspikes weer uit het vet te halen én ik laat de dartspijlen eveneens links liggen. Ik ben op dit moment ruim een week bezig met mijn eet-en drinkpatroon nieuwe stijl. Klinkt heel spannend, maar is vooral een kwestie van verleidingen kunnen weerstaan. Ik eet sinds vorige week zondag – dus al vóór de diagnose – alleen nog de drie gebruikelijke maaltijden per dag, drink verdeeld over de dag vier bakken koffie én voor de rest … alleen maar water. Geen koekjes, geen chocolade, geen chips, geen frisdrank. Alleen water. En fruit, veel fruit. In het weekend veroorloof ik me een spaarzaam glaasje fris of een keer een biertje én heel incidenteel een klein glaasje port met een stukje oude kaas. Je moet wél leven ook natuurlijk. De beweging komt uit het regelmatig wisselen van werkhouding, wat meer fietsen door de dag heen én de aanstaande aanschaf van een goede hometrainer. Daarop voel ik me, als voormalige snelste renner tijdens de lokale hometrainkampioenschappen, als een vis in het water.
Waar dit alles toe moet gaan leiden? Tot een kilo of 20 gewichtsverlies, een gezonder leven en dus een gezonder lijf. Over iets meer dan 2 weken moet ik terug naar het ziekenhuis en dat is, als het aan mij ligt, voorlopig voor het laatst.
Ouderdom? De duvel is oud! Enne: wie schrijft, die blijft, toch? Trap ik tóch weer in zo’n klere-tegelwijsheid …