Bru-taal?

Wat doe je, wanneer je storende taalfouten ziet in de tekst van een ander? Zeg je er iets van? Of laat je het maar zo? Het is een dilemma waarmee ik, als taalliefhebber, regelmatig word geconfronteerd. De eerlijkheid gebiedt me te zeggen dat ik er ook nog niet helemaal uit ben.

Ik heb iets met taal. Eigenlijk altijd al gehad ook. En dan vind ik een zo foutloos mogelijke beheersing van die taal van belang. Met enige trots vertel ik nog regelmatig dat ik in mijn tijd op de Academie voor de Journalistiek één van de weinige eerstejaars was die de verplichte spellingtoets in één keer haalde. En dat waren dus allemaal mensen die van de journalistiek hun broodwinning wilden maken. Overigens gaan journalistiek en een goede spelling lang niet altijd samen. Blader maar eens een paar dagen door een willekeurige krant en je schrikt van wat je daar allemaal aantreft. Kun je nagaan hoe het dan met de taalvaardigheid van mensen die er niét van hoeven te leven gesteld moet zijn …

In mijn jaren als redacteur van uiteenlopende bladen heb ik zovéél persberichten voorbij zien komen die bol stonden van de d/t-fouten en andere verhaspelingen. Voor de goede orde: een tikfout kun je iemand niet echt kwalijk nemen, hooguit een niet goed oplettende corrector. Daar maakt een fenomeen als Taalvoutjes wel korte metten mee. Sinds ik als zelfstandig journalist/tekstschrijver actief ben – inmiddels alweer bijna een jaar – kijk ik weer met een extra scherp oog naar de teksten die mijn pad kruisen. In de krant, in reclames, in weekbladen en in social media. Ik zal daarbij echt geen tirade beginnen tegen het veelvuldig gebruik van ‘me’ als bezittelijk voornaamwoord. Maar ik weeg wél per geval af of ik er nu wel of niet op moet reageren. Die paginagrote advertentie van een meubelfabriek met daarin tot drie keer toe ‘u betaald …’ heb ik via een tweet onder de aandacht van het betreffende dagblad proberen te brengen. Proberen, want hij is inmiddels alweer twee keer – ongewijzigd – herplaatst.

Goedbedoeld advies over opvallende taalfouten in minstens even goed bedoelde publicaties wordt niet door iedereen op prijs gesteld. Daarom ben ik er ook steevast voorzichtig mee, weeg ik af of het als ‘bemoeizucht’ kan worden ingeschat óf dankbaar ter harte wordt genomen. En dat doe ik dan dus niet met de intentie om er meteen een factuur van TDK Tekst overheen te gooien, integendeel. Ik hoef ook niet zo nodig de wereld te verbeteren, kan best leven in een wereld vol taalfouten. Maar opvallen blijven ze wél … Noem het beroepsdeformatie. ‘Die niet geholpen wil worden, ken je ook nie helpen’, zou de grote taalvirtuoos Cruijff erover zeggen. En dat klopt als een zwerende bus … of was het een vinger ;-)?