(Be)schermtijd

‘Wat doen jullie kinderen eigenlijk, wanneer ze niét op een schermpje zitten?’ Het was de vraag die een vriendin met jongere kinderen onlangs stelde in een gezelschap, waar zowel mijn broer als ik bij aanwezig waren. ‘Slapen!’, klonk het – hardop en tamelijk welgemeend – uit twee monden tegelijk. Waarna we allebei in de lach schoten. Dat was uiteraard een ietwat gechargeerd antwoord: héél ver van de waarheid was het toch echt niet verwijderd. Want ook in Huize De Kort neemt de aanwezigheid en het gebruik van allerlei schermpjes steeds grotere en daardoor ook steeds vaker irritantere vormen aan. Playstation, mobiele telefoon, laptop en natuurlijk televisie: mijn beide pubers (15 en 11) zijn er bijna niet van weg te slaan. Het enige schermpje waarvoor ze eigenlijk structureel wegblijven is dat van de magnetron, zeg ik wel eens gekscherend.
Mijn jongste zoon vroeg het een tijdje terug nog aan mij en mijn vrouw: ‘Pap, mam: wat deden jullie vroeger eigenlijk als je uit school kwam?’ Nou, spelen dus. En dan niet op een schermpje. Ik speelde op mijn jongenskamer hele voetbalwedstrijden na, met elftallen die bestonden uit … knikkers. En die ik dan noemde naar mijn favoriete Braziliaanse voetballers of naar meisjes die ik stiekem leuk vond. En ik las – nee: vrát – boeken. Wij hadden thuis helemaal geen geld voor de aanschaf van een spelcomputer. En die werd ook niet gemist. Ik ging naar buiten, spelen. En toen één van mijn vrienden wél een spelcomputer had gekregen bleek ik hopeloos slecht in de spaarzame spelletjes Donkey Kong, Pacman of Mario Kart.
Tegenwoordig komt het regelmatig voor dat ik één van mijn zoons – of beiden – erop betrap dat ze met twee schermpjes tegelijk bezig zijn. Achter de Playstation zitten (die gelukkig inmiddels op zolder staat) maar dan óók nog even binnenkomende appjes checken. Of met hun mobiele telefoon, met een spelletje erop, voor de televisie zitten. Ik kan het dan niet nalaten om daar iets van te zeggen, hoe vaak ik me ook voorneem om op mijn tong te bijten. ‘Jaaaaah paaaap’, is dan steevast de reactie die ik terugkrijg. Vooral van mijn oudste, eerlijk is eerlijk. Diens jongere broer wil nogal eens een vel papier uit de printer trekken en gaan zitten tekenen. Waarbij hij zijn inspiratie dan vaak haalt uit afbeeldingen van Fortnite-poppetjes … op zijn telefoon. Dat dan weer wél.
Wij hebben ons voorgenomen om niet van die ‘zeur-ouders’ te worden. Maar dat betekent niet dat bij ons totale anarchie heerst op het gebied van schermtijd. Daar maken we duidelijke afspraken over. Eén keer per dag en dan ergens tussen de één en anderhalf uur. En in weekenden en vakanties wat langer. Toch blijft de meest gehoorde reactie, wanneer je dan alsnog komt vragen of de heren willen stoppen: ‘Ah, mag ik even dit potje afmaken?’ Het zal heel veel ouders bekend in de oren klinken.
Ben ik roomser dan de paus? Nee! Want ook ik speel tegenwoordig spelletjes. Op mijn telefoon. Tamelijk onschuldige spelletjes weliswaar (Wordfeud, WordOn en Songpop en dus geen Fortnite, Overwatch of dat soort schietspellen) maar toch … Die vragen door de dag heen best de nodige aandacht. En die krijgen ze dan ook. Dus ik ben wel een pot, die de ketel verwijt dat hij zwart ziet. Dat leest misschien een beetje raar, maar u begrijpt wel wat ik bedoel. Ik probeer dan ook regelmatig om, bij wijze van goed voorbeeld, mijn telefoon uit te zetten en weg te leggen. In de hoop dat dat goed voorbeeld doet volgen. Maar de hand moet in eigen boezem. Die actie resulteert er echter vaker in dat ik uiteindelijk mijn telefoon maar weer aanzet, dan in het gewenste resultaat. Het zijn van die momenten, waarop ik weer terugverlang naar mijn knikkerelftallen …